Recensie (cd) - Schubert: Schwanengesang D 957 - Ian Bostridge, Lars Vogt (2024)

Recensie (cd) - Schubert: Schwanengesang D 957 - Ian Bostridge, Lars Vogt (1)

CD-recensie

© Aart van der Wal, september 2022

Schubert: Schwanengesang D 957 - Einsamkeit D 620

Ian Bostridge (tenor), Lars Vogt (piano)
Pentatone PTC 5186 786 • 70' •
Live-opname: nov. 2021, Wigmore Hall, Londen

In zijn boek Schuberts Winterreise - Een meesterwerk ontleed (in de vertaling van Frits van der Waa) geeft de Britse tenor Ian Bostridge een volmaakte omschrijving van wat zingen volgens hem precies inhoudt: dat zangers geen noten zingt, maar woorden, frasen, zinnen, met medeklinkers, klinkers en wel of niet beklemtoonde zinsdelen in voortdurend contrapunt met 'kale' achtsten, kwarten, halve en hele noten.

Bostridge kent niet alleen zijn Schubert (het boek spreekt wat dit betreft boekdelen), maar ook het maatschappelijke, sociologische en culturele 'Umfeld' waarin de componist leefde en werkte. Niet zo verwonderlijk voor een zanger die geschiedenis studeerde, zich als historicus ontwikkelde en trouwde met een historica. Het lijken zo ongeveer de ideale omstandigheden voor de Schubert-exploraties van Bostridge en diens liedkunst in het bijzonder.

Maar eerst iets over Schwanengesang dat een cyclus lijkt maar geen cyclus is. Want wat was het geval?

In januari 1829, twee maanden na Schuberts dood, verscheen een advertentie in de Wiener Presse waarin de muziekuitgever Tobias Haslinger de verschijning aankondigde van Schwanengesang. Veertien liederen: 'die letzten Blühen seiner edlen Kraft [...], die er im August 1828, kurz vor seinem Dahinscheiden, geschrieben'. Haslinger had in Schuberts laatste levensjaren nauw met de componist samengewerkt en van diens broer Ferdinand (in wiens huis Franz de laatste maanden van zijn leven was verzorgd) de publicatierechten verworven.

Van een cyclus zoals eerder Die schöne Müllerin en Winterreise kon evenwel geen sprake zijn. Niet alleen betrof het liederen op teksten van drie verschillende dichters, Ludwig Rellstab (1799-1860), Heinrich Heine (1797-1856) en Gabriel Seidl (1804-1875), maar er was eveneens sprake van een groot aantal verschillende onderwerpen. Het enige werkelijk gemeenschappelijke aspect was het samengebonden manuscript waarin alle liederen waren opgetekend. Het veertiende lied, Die Taubenpost op tekst van Seidl, lijkt te zijn toegevoegd om louter en alleen aan het ongeluksgetal 13 te ontkomen.
De titel van de bundel was evenwel goed gekozen, want het betrof inderdaad Schuberts 'zwanenzang', waarin een zeer donkere, sombere grondtoon overheerst en de rauw-realistische schildering van het verloren geluk bijna obsessieve, caleidoscopische proporties aanneemt.
Schwanengesang valt feitelijk in twee groepen uiteen: de zeven liederen op teksten van Rellstab en de zes op die van Heine. Er zijn overigens geen andere Schubert-liederen op teksten van Heine bekend. Van Rellstab had Schubert eerder slechts enige teksten gebruikt: Auf dem Strom D 943, Herbst D 945 en het onvoltooid gebleven Lebensmut.

De omstandigheden waaronder Schwanengesang tot stand kwam, waren verschrikkelijk. Schubert had op dringend advies van zijn broer Ferdinand intrek genomen in diens kort daarvoor opgeleverde woning aan de Weense Kettenbrückengasse 6 (nu een museum, op tien minuten loopafstand van het metrostation zo'n tien minuten gaans vanaf het gelijknamige metrostation Kettenbrückengasse, gelegen vlakbij de Naschmarkt) , in een nieuwe wijk die was verstoken van afdoende sanitaire voorzieningen, buiktyfus de kop had opgestoken en zijn toch al zozeer verzwakte constitutie hem - het was eind oktober 1828 - aan de rand van de dood bracht. Hij moest voortdurend overgeven, kon niet of nauwelijks nog voedsel tot zich nemen en hield vanaf begin november geheel op met eten. Zijn toestand werd door Frank Walker beschreven in Schubert's last illness ( Monthly Musical Record, Londen, november 1947).

In die hopeloze toestand werkte Schubert nog aan de drukproeven voor het tweede deel van zijn Winterreise. Rond 17 november kwam het levenseinde in zicht, werd hij overmand door koortsfantasieën en was er zelfs veel spierkracht voor nodig om hem in het bed te houden. Op 19 november om drie uur 's middags draaide de grote componist zich naar de muur, riep "Hier, hier is mijn einde!", en blies de laatste adem uit.

Het is misschien niet zo'n vreemde gedachte: dat de huidige generatie liedzangers het kunstlied over de top heeft gejaagd. Zonder daarbij overigens te generaliseren, want gelukkig zijn er genoeg uitzonderingen. Het kwam weer in mij op bij het beluisteren van deze tenor, die, evenals in Winterreise met aan de piano Thomas Adès (hier besproken), ieder woord, iedere lettergreep op zijn weegschaal legt en hij de expressie daardoor van een laag make-up voorziet. Het is, om een Britse term te gebruiken, overdone, de verbeelding teveel opgerekt, zout op iedere (noot)slak, de tekstingrediënten voortdurend onder het vergrootglas. Het pakt uit als geaccentueerde overdaad die een sobere weergave danig in de weg zit. Dit is een tenor die zich het overdrevene, het teveel aandacht vragende zo eigen heeft gemaakt dat het afleidt van zowel tekst als muziek. Voeg bij dit gekunstelde optreden de matige Duitse uitspraak en het pleit is wat mij betreft wel beslecht. Wat bleek dient te zijn wordt aangekleed, wat lichtheid verlangt wordt zwaar aangezet (Liebesbotschaft, Ständchen) en wat van intensiteit moet getuigen is oppervlakkig (Der Doppelgänger). Zelfs milde spot moet het onderspit delven. Enzovoort.

Het liedrecital wordt afgesloten met wat wel een cyclus, zij het van geringe omvang, is: de zes liederen op gedichten van Johann Mayrhofer met als hoofdthema eenzaamheid, Wat het aandeel van Bostridge betreft ook hier geen nieuws onder de zon.

Dit alles tezamen genomen is het des te spijtiger omdat Lars Vogt juist wel excelleert, zijn direct aansprekende, empatische en persoonlijke spel ver verwijderd van het begrip ´begeleiding´. Of het invloed heeft gehad valt buiten mijn beoordeling, maar Vogt leed ten tijde van het recital aan kanker en werd er intensief voor behandeld. Het mocht evenwel niet baten: hij overleed op 5 september jongstleden, drie dagen vóor zijn 52ste verjaardag.

Dit album is bijna de exacte weerspiegeling van het live-recital dat beiden gaven in november van het vorige jaar in het Londense Wigmore Hall. Bijna, want de toegiften die op het reguliere programma volgden staan er niet op, wat vreemd is omdat de speelduur van net geen 70 minuten dit zeker wel mogelijk had gemaakt. Wel een compliment voor de technici die de weerbarstige akoestiek van Wigmore Hall toch hebben weten te 'vertalen' naar een prachtige opname. De artist impression van de beide heren op de cover zal niet ieders cup of tea zijn, vrees ik.

index

Home-Actueel-Audio-Muziek-Video-Boeken-Links

Recensie (cd) - Schubert: Schwanengesang D 957 - Ian Bostridge, Lars Vogt (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Prof. Nancy Dach

Last Updated:

Views: 6710

Rating: 4.7 / 5 (77 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Prof. Nancy Dach

Birthday: 1993-08-23

Address: 569 Waelchi Ports, South Blainebury, LA 11589

Phone: +9958996486049

Job: Sales Manager

Hobby: Web surfing, Scuba diving, Mountaineering, Writing, Sailing, Dance, Blacksmithing

Introduction: My name is Prof. Nancy Dach, I am a lively, joyous, courageous, lovely, tender, charming, open person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.